‘Juffrouw Borsboom’, stond er achter de naam Anton de Kom in de dossiers van de Duitse bezetter. Anton gebruikte die schuilnaam, de meisjesnaam van zijn vrouw,  in zijn nauwe contacten met het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nadat hij in de late jaren 1930 in een depressie was geraakt, hervond Anton na de Duitse inval in mei 1940 zijn oude vuur. Hij zag in het nazisme eenzelfde soort van onderdrukking waartegen hij zijn hele leven had gestreden, een vorm van slavernij. Hij onderhield contacten met communistisch georiënteerde verzetskringen in Den Haag en leverde artikelen voor illegale kranten. Anton moest zijn verzetsactiviteiten uiteindelijk met de dood bekopen. Hij stierf op 29 april 1945 in Sandbostel, een buitenkamp van het concentratiekamp Neuengamme. In 1982 kreeg hij postuum het Verzetsherdenkingskruis voor zijn handelen tijdens de bezetting.
In het verzet
Na de Duitse inval in mei 1940 raakte Anton betrokken bij het communistisch verzet in Den Haag. Hij schreef verschillende artikelen voor de illegale krant De Vonk en was een schakel in de distributie van de illegale pers. De Sicherheits Dienst had de ongeveer 150 man tellende Haagse groep al snel in het vizier. Halverwege 1942 rolde zij een groot deel van het Haagse verzet op; een jaar later volgden nieuwe arrestaties. Die arrestaties weerhielden Anton er niet van zijn verzetsactiviteiten voort te zetten.
Leven in het kamp
Via Sachsenhausen belandde Anton in Neuengamme, waar hij moest werken aan het graven van een tankgracht in één van de buitenkampen. De omstandigheden waren er onmenselijk, het weer slecht. De gevangenen stonden dagenlang in ijskoud grondwater te graven. Anton werd ziek en naar het kamp Sandbostel vervoerd, waar de omstandigheden zo mogelijk nog slechter waren. Bedden, wasruimtes of toiletten ontbraken; mensen kwamen om van de honger en de infectieziektes. De zieke Anton lag in één van de barakken, zonder medicijnen of voedsel. Vermoedelijk overleed hij op 29 april 1945, vlak voor de bevrijding van het kamp. Zijn vrouw Nel en de kinderen leefden nog lange tijd in grote onzekerheid over Antons lot. Pas in 1960 werden zijn stoffelijke resten in een massagraf geïdentificeerd.